Schijnzelfstandigheid : terug naar de wil van de partijen
Willy Borsus, Minister van Middenstand, Zelfstandigen, KMO, Landbouw en Maatschappelijke Integratie gaat de naleving en regelgeving over de schijnzelfstandigheid opnieuw herzien. Hij heeft gereageerd op een schrijven van Freelancenetwork. Volgens de minister zijn er vandaag in de dagelijkse praktijk veel problemen die door de huidige regeling onvoldoende afgedekt worden. 

Daarom wil hij terug grijpen naar de geest van de wet uit 2006 omdat de criteria die in 2012 werden ingevoerd niet gezorgd hebben voor een vlotte toepasbaarheid. 

De wil van de partijen primeert.
Ik wil dat teruggekeerd wordt naar de wil van de beide partijen : de wil van de ene partij om freelancer te zijn, de wil van de andere partij om een beroep te doen op een onafhankelijke freelancer, zegt de Minister.

Uit de overeenkomst tussen beide partijen moet deze wederzijdse wil en ook de onafhankelijkheid van de freelancer duidelijk blijken. Het lijkt me aangewezen dat een juridisch kader wordt gecreeerd dat overeenstemt met de feitelijke jurisprudentie die hierover bestaat, aldus Borsus.  De intentie om terug te gaan naar de geest van freelance werk heeft als bedoeling om de echte fraude en die bestaat- efficienter aan te pakken. Volgens Borsus zal het dossier weldra door minister van Werk, Kris Peeters, op de regeringstafel belanden.

Misbruiken bestaan.
Uit de mail van de minister komen 3 belangrijke elementen naar voor. De wil van de partijen wordt opnieuw belangrijk als toetssteen en men stapt af van de 11 criteria die in bepaalde sectoren gelden. Daarnaast wordt er nu verwezen naar een geschreven document. Met andere woorden: de wil van partijen moet goed omschreven worden. Ten derde erkent men dat er misbruiken en problemen zijn die wellicht anders en beter aangepakt kunnen worden.

Wat met de daadwerkelijke relatie.
De hamvraag blijft natuurlijk of de wil van de partijen gekoppeld aan een contract voldoende is om de term freelancer mee te krijgen. Belangrijker is om ook te kijken naar de daadwerkelijke relatie die de freelancer met zijn opdrachtgever heeft. Hoe gebeurt die controle? Zijn er overlegmomenten? Wat als die freelancer op kantoor van de opdrachtgever werkt en de baas zit recht voor hem en geeft hem duidelijke instructies wat te doen?

Vragen die volgens de minister nog volop een antwoord moeten krijgen in adviesraden zoals de Nationale Arbeidsraad.